Geschiedenis van de artillerie
Al in de vroegste tijden construeerde de mens werktuigen waarmee brokken steen en andere projectielen over een grote afstand richting de vijand konden worden geslingerd. Een goed voorbeeld hiervan is de katapult die werd gebruikt bij belegeringen van steden en forten.
Met de komst van het buskruit vanaf het midden van de veertiende eeuw, werd de te overbruggen afstand en ook de vernietigingskracht van het projectiel vergroot. Uit deze tijd stammen de eerste kanonnen, mortieren en de eerste granaten (met brandbare mengsels gevulde stenen kogels).
In de loop der tijd is de artillerie aan allerlei verbeteringen onderhevig. Vanaf de achttiende eeuw krijgen de vuurmonden groeven in de schietbuis, zodat de (noppen)projectielen een meer stabiele baan krijgen. Alle kanonnen zijn dan nog, op enkele prototypen na, voorladers, zodat het laden met dergelijke ‘trekken en velden’ een intensief en tijdrovend werk was.
Pas aan het einde van de negentiende eeuw ontwikkelde men het achterlaadgeschut. Hierdoor kon niet alleen sneller worden geladen en geschoten, maar in combinatie met de ‘trekken en velden’ ook nauwkeuriger worden geschoten. Ook de ontwikkelingen in het kruit en de dosering ervan heeft in de laatste eeuwen de nodige veranderingen ondergaan, waardoor de vuursteun steeds beter en anders werd ingezet op het gevechtsveld.
Ook mobiliteit speelt een grote rol. De ontwikkeling van de rijdende artillerie, aanvankelijk met paarden, later gemotoriseerd heeft beslist een grote invloed gehad op het optreden van de artillerie.
Centraal binnen deze geschiedenis staat Sinte Barbara, schutspatrones van de artilleristen en mortieristen. Omdat het werken met kruit en vuur niet geheel zonder gevaren was, had men een sterke behoefte aan de verering van een heilige ter bescherming, een normaal verschijnsel in de (late) Middeleeuwen. Dit is later als non-religieuze traditie overgenomen. Sinte Barbara werd kennis van sprongstoffen toegeschreven en zij zou in staat zijn muren te splijten. De schutspatrones is herkenbaar door de afbeelding met een toren, later geïnterpreteerd als symbool voor de opslagplaats van springstoffen (kruittoren).